De tocht naar Galicië

Indrukken van het landschap

Na het bergleed van de Montes de Léon ben ik de landstreek El Bierzo binnen gelopen. Een fraaie, welvarende en vruchtbare vallei, gelegen tussen de bergketens van Leon, Cantabrië en Galicië.

Koeien onderweg.

Alle rechten voorbehouden

Wijngaarden en welvarende dorpen
Door de beschutte ligging en omdat het betrekkelijk laag ligt op zo’n 600 meter hoogte, heeft de streek een veel gunstiger microklimaat dan de omringende gebieden. Dat is te merken: elke vierkante meter landbouwgrond is er beplant met wijn- en boomgaarden. En de dorpen zijn er erg welvarend, netjes op orde en goed onderhouden. Dat had ik lang niet meer gezien. Midden in de vallei ligt de stad Ponferrada, die verder niet zoveel voorstelde ondanks het beroemde kasteel gesticht door de Tempeliers. De afgelopen dagen ben ik de vallei overgestoken.

Muisstille snelweg
Landschappelijk was dat hier en daar een feest met name omdat het op zondag mooi weer was en echt, hier staat alles in bloei. Op zondag ben ik aangekomen in Villafranca del Bierzo, een klein maar fraai stadje dat strategisch gelegen is aan het begin van het dal van Valcarce, dat in deze regio al van oudsher de enige doorgang is naar Galicië. Het stadje kan bogen op het bezit van vier monumentale kerken en een wat bouwvallig kasteel. Maandagochtend het dal ingetrokken op weg naar de pas van Piedrafita. Ik was niet de enige. Ook de snelweg Madrid - A Coruña en een N-weg hebben dit strategisch dal uitgekozen voor de doortocht naar Galicië. Het begin van het dal is erg nauw en de Camino heeft hier de gedaante aangenomen van een vluchtstrook van de N-weg, daarvan afgescheiden door een stevige betonnen rand. De rivier, de snelweg en de N-weg wringen zich in alle mogelijk bochten omhoog door het dal, dat op zich mooi is maar waaraan afbreuk wordt gedaan door de voortdurende verkeersherrie. Ik wil de klim naar de pas niet in een keer doen omdat ik me afgelopen weekend niet echt lekker heb gevoeld en besluit juist voor de laatste stijging van 600 meter te overnachten. Dat doe ik in het kleinste gehucht tot op heden. De snelweg ligt over viaducten die denk ik wel ruim 100 meter boven het dorp het dal overbruggen en je hoort er niets van. Blijven over het geluid van koeienbellen, hanengekraai en andere vredige boerenlandgeluiden.

Vee in de file
Het wordt nog vrediger als ik de kleine herberg binnenga. Die heet Pequeña Potala. En dan kan je verwachten dat het er naar wierookstokjes ruikt. Overal hangen Tibetaanse gebedsvlaggetjes en ook hier komt New-Age muziek uit de luidsprekers. Even later komen Luis en Carlos aansloffen, de uitbaters van de herberg. Carlos, een goedgemutste, enigszins corpulente vijftiger schrijft me in en van mijn voornamen kiest hij Johannes uit om me zo verder maar te noemen. Ergens in de middag komt hij naast me staan. legt zijn arm om mijn schouders en vraagt: ‘Que tal, Johan?’ En als ik antwoord dat het heel goed met me gaat, zegt hij dat dat hem dat heel goed doet. Aan het eind van de middag loopt het herbergje toch vol. Ik heb in de middag eindelijk alle gedragen spullen maar eens echt laten wassen en als ik terugkom van koffie en schrijven in het enige café in het gehucht, staat de wasmand al klaar. Wat is dat heerlijk zeg: wasgoed dat echt gewassen is in een machine!. Ik was bijna vergeten hoe lekker dat ruikt. Van genieten daar in Nederland hoor, want op de Camino is dat zeldzaam!!. Ik heb me aangemeld voor de gezamenlijke maaltijd want een alternatief is er al helemaal niet. In afwachting van de kookkunsten van Carlos en Luis kijk ik het boerenleven in dit gehucht aan. Daar bestaan namelijk ook files. Alleen worden ze hier veroorzaakt door vee dat van de ene kant van de weg naar de andere gedreven moet worden en dat heeft wat voeten in aarde. En de koeien blijven lekker op de weg staan, auto’s of niet. De boerin is driftig met een stok en stenen in de weer om de file op te heffen. Tja en ook hier valt dat niet mee.

Bijzondere hospitalero’s
Carlos en Luis kunnen heerlijk koken en we hebben een gezellige maaltijd met zo’n twintig gasten. Als de maaltijd ten einde is, drukt Carlos ons nogmaals op het hart om niet eerder op te staan dan 7 uur, als de muziek begint. Als de wierookstokjes zijn opgebrand en de geur van het lekker eten is verdampt, blijft de muffe, vochtige geur over van een huis, hoog in de bergen waarin nauwelijks gestookt wordt. Ik weet niet zeker of het in de echte Potala ook zo ruikt. En zoals gebruikelijk moeten alle ramen potdicht want je zou het eens koud kunnen krijgen... Zucht... slapen maar. En dan word ik wakker, in de verte klinkt muziek. En nee, deze keer is het niet Bob Marley zoals in de vorige wierookherberg. Nee, nu klinkt het Ave Maria. Ik moet even nadenken of ik nog droom of dat dit werkelijkheid is. En ja, het is werkelijkheid. Deze tranentrekker eerste klas is toch wat veel op mijn nuchtere maag en zeker sinds ik me vrijwillig in de emotionele draaikolk die Camino heet, heb gestort. Laten we het er op houden dat Gounod’s Ave Maria voor mij altijd verbonden zal blijven aan die vochtige, muffe Kleine Potala, waar het water op de dichte ramen van de slaapkamer stond, maar waar zulke aardige hospitalero’s je met die kleine irritaties en ongemakken konden verzoenen door hun bijzondere kijk op het leven.

Genieten
Na het gezamenlijk ontbijt wordt er hartelijk afscheid genomen en stap ik naar buiten waar het weer er voor de bergetappe van vandaag uitstekend uitziet. Zelfs vroeg in de ochtend is het al helder, nauwelijks nevelslierten en de zon staat op doorkomen. De klim omhoog naar de pas is geweldig. Geen N-weg meer, geen snelweg. Alleen maar prachtige corraidores, oude veeweggetjes, uitbundig gestoffeerd met sleutelbloemen. Net als ik me bedenk dat het toch bijzonder is dat ik tot op heden niet meer dan een konijn en een eekhoorn heb gezien op al die ruim 600 kilometer, hoor ik geritsel en steekt een reebok het pad over. Het beest weet niet hoe snel het zich uit de voeten moet maken. Ik heb volop tijd om van het mooie weer te genieten. Even voor de top wordt het landschap meer open en heb je weidse uitzichten tot over de vlakte van Ponferrada op de Montes de Léon.

Anderland
En dan passeer ik de grens tussen Castilia y Leon en Galicië. Nog 100 meter klimmen en ik sta boven op de pas in het gehuchtje O Cebreiro. En geloof me of niet maar het lijkt wel of ik een ander land ben binnengelopen. De huizen zijn er anders gebouwd, van ander materiaal (graniet), de daken bestaan uit leisteen of riet, de lokale bevolking spreekt er Galego, dat meer klinkt als Portugees dan als Spaans. Uit het café klinkt Keltische volksmuziek. Ik heb een culturele grens overschreden en ben in Keltisch Europa. Het is weer bijzonder om te ervaren hoe scherp die grenzen soms getrokken zijn. En bovendien is het bijzonder dat de uiterste uithoeken van ons continent zoveel overeenkomsten hebben in landschap en cultuur. De landschappen hier zijn bijna uitwisselbaar met Schotland, Ierland. Wales, Cornwall, Bretagne. Langs de Camino staat vanaf nu om de 500 meter een mijlpaaltje dat de afstand aangeeft tot Santiago. Het aftellen is begonnen...

Alle rechten voorbehouden

Media