Maandag 10 mei
Dag 3 Saugues - Domaine du Sauvage 19 km
De vermoeidheid, het gebrek aan slaap begint me parten te spelen. Ik voel me slap, beetje misselijk. Ben bang om ziek te worden.
We nemen de tijd vanmorgen. Ontbijten bij het restaurant waar we gisteren aten, kopen brood voor onderweg.
Net buiten Le Pinet springt een grote bruine hond over een heg als we voorbij komen. Ik schrik me helemaal lam. Ik ken de verhalen van pelgrims die door honden zijn aangevallen.
Maar deze hond is uitermate vriendelijk. Kwispelend komt hij voorzichtig naderbij en hij laat zich uitgebreid aaien.
“Ga je mee,” zeg ik en de hond rent voor ons uit. Ik kijk schuldbewust over mijn schouder naar het huis waar de hond vandaan komt maar daar is geen teken van leven te bespeuren. De hond, we noemen hem Chien Jacques, luistert perfect. Als we hem roepen wacht hij en hij gaat zitten op commando. Voor ons uit rent hij over het stille pad. Af en toe verdwijnt hij even in het bos maar elke keer, als ik denk dat hij verdwenen is, verschijnt hij weer. En het lijkt of hij de wandelroute kent. We hoeven niet meer op de rood/witte markeringen te letten, slechts Chien Jacques te volgen.
Na een paar kilometer word ik een beetje zenuwachtig.
“Straks kan hij de weg niet terug vinden. hij loopt al zo lang met ons mee.”
Jacques snuffelt verderop tussen een paar bomen en wacht op ons.
“Ik geloof dat je er een reisgenoot bij hebt. Leuk om met zo'n hond te lopen.” zegt Didier.
Wantrouwend kijk ik hem van opzij aan. Meent hij dat nou? Ik wil helemaal geen hond. Ik heb thuis al een hond.
“Ik neem hem echt niet mee hoor,” zeg ik en ik roep Chien Jacques. Hij komt kwispelend naar me toe gelopen. Ik pak zijn grote kop in beide handen, kijk hem in zijn trouwe ogen en zeg: “Je moet naar huis jongen, je bent een best beest maar ik moet geen geouwehoer met een hond en je hebt vast een leuke baas.”
Ik duw hem in de richting waar we vandaan komen.
“Hup naar huis,” zeg ik streng. Jaques loopt een paar meter en draait zich om.
“Kssst,” Ik loop hem dreigend achterna, stamp op de grond. Jacques doet nog een paar stappen in de door mij gewenste richting.
Terwijl ik over mijn schouder kijk loop ik verder. Chien Jacques volgt op enige afstand. Ik doe alsof ik een steen wil pakken, dat werkt altijd bij honden, maar Jacques stopt slechts met lopen. Dab pak ik echt een steen, Jacques kwispelt.
“Sodemieter op,” schreeuw ik en ik ren met steen in zijn richting. In een huppelpasje maakt hij zich naar me kijkend uit de voeten.
Terwijl wij ons pad vervolgen loopt Jacques al weer op enige afstand achter ons aan. Even later passeert hij ons met een weide boog door een weiland.
Ik besluit hem verder te negeren. In le Clauze pauzeren we bij de toren van de Tempeliers die op een enorme granietblok staat. Jacques lijkt te zijn verdwenen en ik haal opgelucht adem.
In een schuurtje vlakbij de toren ontdek ik achter een stapel banden een Malagutti sportbrommer uit de jaren zestig. Die wil ik graag hebben. Ik spoor de boer op van de boerderij naast de toren en leg hem mijn vraag voor. Hij snapt het niet. Ja het schuurtje is van hem maar wat wil ik eigenlijk kopen? Hij loopt met me mee. Ik wijs hem op de brommer die verlaten in het hoekje ligt.
“Oh, die is van mijn zoon,” zegt de boer. “Nee, die is niet te koop.”
Ik krijg de indruk dat die brommer al twintig jaar vergeten is en dat mijn belangstelling hem achterdochtig maakt.
Het lukt me niet om de brommer te bemachtigen.
Als we Le Clauze verlaten is Chien Jacques er weer. Hij loopt ver voor ons uit.
Het is prachtig onderweg. De wilde narcissen en viooltjes ruiken heerlijk maar al mijn aandacht gaat naar mijn voeten die branden. Blaren dreigen. Ik stop regelmatig en laat mijn voeten rusten, koelen. Didier snijdt met zijn mes een pelgrimsstaf die echter rot blijkt te zijn en doormidden breekt als hij er een flinke tik mee geeft op de grond. Als we rusten scharrelt de hond in de omgeving rond. Ik negeer hem nog steeds.
In Villeret d'Apchier komen we langs een huis waar we vriendelijk worden begroet door een oude vrouw die onder een boom de krant zit te lezen. Didier vraagt haar of ze de hond kent. 'O ja wel,' zegt ze lachend terwijl ze moeizaam naar ons toe komt lopen. Chien Jacques blijkt elke dag met de eerste pelgrim die zijn huis passeert mee te lopen en aan het einde van de dag loopt hij weer terug naar huis. Dit doet hij al jaren.
Tien minuten later zijn we onze hond plotsklaps kwijt. Ik baal dat ik geen afscheid heb kunnen nemen.