Het begraven van de medemens, een werk van barmhartigheid
Na de 'dodenmis' wordt de kist gezegend en bewierookt om daarna onder het zingen van een van de mooiste gregoriaanse gezangen (het In Paradisum) naar het graf te worden gedragen. Het begraven der doden als werk van barmhartigheid houdt veel meer in dan het ter aarde bestellen (of cremeren) van de overledene. Dit werk van naastenliefde vooronderstelt ook het ondersteunen van de geliefden van de terminale zieke - daar waar nodig - , en het bijstaan van hen die achterblijven. Dit ondersteunen vraagt om een goed ontwikkeld inlevingsvermogen: wanneer is welke hulp gewenst of noodzakelijk?
Het Middelnederlands getijden- en gebedenboek
De kloostermonniken beschikten al heel lang over een getijdenboek, over een gebedenboek, ingedeeld naar hun uren met koorgebed, van metten naar completen. Na de hoge geestelijkheid en de adel voelden de rijke stedelingen zich geroepen om voor hun persoonlijke devotie - en voor hun status - rijkversierde getijdenboeken te laten maken. In de volkstaal. Deze gebedenboeken werden ingedeeld naar de bekende kloostergetijden, aangevuld met een liturgische kalender, een Mariaofficie en een dodenofficie met gebeden voor de overledene. De vraag naar deze getijdenboeken werd zo groot dat er ateliers ontstonden, werkplaatsen met gespecialiseerde kalligrafen en boekverluchters.
De coƶrdinatie en verspreiding van de producten gebeurde vanuit de 'librariers', de vroege voorlopers van de uitgeverijen. Het Bourgondische Hof stimuleerde in Gent en Brugge de vervaardiging van honderden getijdenboeken. Deze steden kenden vele ateliers met grote namen als de Gebroeders Limburg. Van de duizenden exemplaren zijn er meer dan 900 bewaard gebleven, waarvan een twintigtal in het bezit zijn van het Museum Catharijneconvent. Het getijdenboek, het meest gelezen boek in het Middelnederlands, werd doorgaans samengesteld op basis van de uit het latijn vertaalde versie door Geert Groote. Deze heeft waarschijnlijk een groot deel van dat werk aan zijn volgelingen overgelaten.
Geert Groote en Willem Vrelant
Geert Groote (1340-1384) vroeg binnen de Rooms-Katholieke Kerk om armoede en eenvoud. Het volgen van het eigen geweten is belangrijker dan het klakkeloos volgen van de kerkelijke wetten! Hij kreeg een spreekverbod, vertaalde voor zijn 'eenvoudige' volgelingen een deel van de bijbel in de volkstaal en stierf als peetvader van de Moderne Devotie in 1384 aan de pest.
Willem Vrelant had rond 1450 een werkplaats in Utrecht. Ook in zijn atelier werkten meerdere verluchters. Tussen 1454 en 1481 stond hij ingeschreven in het Brugse gilde voor miniatuurschilders, werkte in 1468 voor Philips de Goede en vervaardigde een paar miniaturen voor het beroemde getijdenboek van Maria van Bourgondiƫ.
Zie ook: 'Grafsteen van de Jacobusbroederschap' en beaardingskistje