In een van de vele voorstadjes van Luik was ik gaan zitten in een echte Belgische cafetaria. Ik was net een groentewinkel gepasseerd met het smerigste toilet dat ik ooit heb gezien, maar dat ter zijde.
Ik werd verwelkomd door een Turkse meneer die de eigenaar bleek te zijn. Het is net als in Nederland dacht ik: deze tentjes worden steeds vaker gerund door buitenlanders. Ik zou wel zien of hij de echte Belgische frieten, waarop ik me had verheugd, in zijn pakket had zitten.
Natuurlijk viel ik met mijn grote rugzak op en we kwamen te praten over de weg naar Santiago. Het deed hem kennelijk niet zoveel, hoewel hij het wel een erg lange weg vond. De maaltijd die hij voorschotelde was uitstekend, met de bekende dikke Belgische frieten. Je zou kunnen zeggen dat hij meer dan uitstekend was geïntegreerd.
Op enig moment stapt er een Vlaamse familie binnen en ook met hen raak ik aan de praat. Kennelijk kennen ze de eigenaar goed. Ze vertellen dat ik naar Santiago ga lopen, als pelgrim, gelijk hij naar Mekka is gegaan. Op dat moment sloeg mijn status als bezoeker om in die van pelgrim en gast. De eigenaar begreep ineens waar het om ging en na een uitgebreide uitwisseling van pelgrimagebelevenissen mocht ik uiteraard niet afrekenen. Pelgrims krijgen onderweg te eten en ik vond dat wel wat hebben.
Toen ik wegging bedacht ik: pelgrims zijn van alle tijden en van alle gezindten en windstreken. Het oeroude principe van gastvrijheid en te eten geven zit kennelijk in de mens gebakken.
Mekka?
Een onverwachte wending
Alle pelgrimstochten lijken op elkaar