Zeven uur in de ochtend. Ineens sta ik oog en oog met een valse hond. Daar sta ik dan, alleen, te midden van uitgestrekte weilanden tussen Samos en Sarria. Wat moet ik doen?, vraag ik mij radeloos af.
‘I’ve got meat’
Hoe ik het leven van een pelgrim redde en dat van mijzelf
Waar is mijn metgezel?
Hoe kon dit gebeuren?, schiet het door mijn hoofd. Als voorbereiding op mijn pelgrimstocht las ik het boek Ik ben er even niet van Hape Kerkeling. Vanaf Léon verlangt hij naar gezelschap, een goede vriend die hem vergezelt en beschermt tegen wilde honden. Voor ik in slaap val, bedenk ik dat ik ook zo’n wandelmaatje moet regelen. De volgende ochtend krijg ik een mail van mijn goede vriend Wouter. Hij heeft het plan opgevat om vanaf Léon mee te lopen. Opgelucht antwoord ik hem. Gisteren besloot Wouter echter dat hij niet verder kon lopen dan Triacastela. Ik ging door naar het klooster Samos. Nu sta ik hier alleen.
Wat nou, wilde honden?
In de kloosterrefugio van Samos werd ik noodgedwongen vroeg wakker. Mijn Mexicaanse bovenbuurman vertrok om 5 uur met veel bombarie. Klaarwakker volgde ik hem niet veel later. Buiten was het nog aardedonker. Middenin een bos werd ik opgeschrikt door geblaf. Zie je wel, Kerkeling had gelijk! De wilde hond bleek een vriendelijke, langharige schoothond op zoek naar een pelgrim die hem hartstochtelijk wilde knuffelen. Al kwispelend wilde hij mij het bos in volgen. Wat nou, wilde honden? Nog geen kwartier later blafte een andere hond. Toen ik naderbij kwam, zat het enorme beest gelukkig achter een hek.
Gevangen in een huis
Langzaam daalde mijn hartslag. Tot de volgende bocht. Een gigantisch kalf liep op mij af. Zijn bek vol kwijl, grote tanden, rooddoorlopen ogen. Van top tot teen werd ik besnuffeld. Met zijn grote kop duwde hij mij dwingend naar de kant van de weg en liet mij niet door. Wat nu? Hij begon te springen, werd agressiever en ging happen. Langzaam probeerde ik naar het nabijgelegen huis te lopen. Gelukkig stak de sleutel aan de buitenkant in het slot. Ik draaide de sleutel om en dook snel naar binnen. De snuivende hond wist ik buiten te houden. Al roepend ging ik de vele donkere kamers langs. Hoewel het nog maar rond zeven uur moest zijn, was er niemand.
Rauw vlees
Af en toe opende ik snel de voordeur om te zien of er andere pelgrims langskwamen. Helaas. Zou ik hier de hele dag moeten wachten op de bewoners? Ineens kreeg ik het idee om de koelkast te openen. Op de bovenste plank stond een grote schaal rauw vlees. Ik pakte een groot stuk, opende de deur en op de weg zag ik een jonge vrouw. Met de hond. Ze stond als versteend. Ik schreeuwde naar haar, zwaaide met het vlees en riep I’ve got meat! Waarop de hond naar mij toe kwam en ik het stuk snel naar opzij gooide. Met bonkend hart rende ik samen met de vrouw weg. Wanneer we andere pelgrims tegenkwamen en vroegen naar de agressieve hond kregen we telkens een van de twee antwoorden. Of ze hadden überhaupt geen hond gezien of ze zagen hem wel maar hij lag heerlijk rustig in de tuin. Nagenietend van het stuk vlees...