Maandag 10 mei
Dag 3 Saugues - Domaine du Sauvage 19 km
Als we aan het eind van de middag de oude Domaine Le Sauvage bereiken ben ik bekaf. Op de slaapzaal plof ik direct op mijn 'bed' neer en ik ben vertrokken. Een uur lang slaap ik als een blok.
Ik droom dat ik voor negenenzeventig gulden een auto huur bij het pompstation bij mij in de straat. Ondanks verschrikkelijke haast lukt het me niet om zoals met de verhuurder is afgesproken 's avonds de auto weer in te leveren.
De volgende dag sta ik vol schuldgevoelens, reeds een half uur voordat het tankstation open gaat, met een gewassen huurauto bij het tankstation. Het maakt in principe niet uit redeneer ik. Gisteravond had men de auto toch niet meer kunnen verhuren.
Ik word echter veroordeeld tot zestig zweepslagen welke ik als niet te vermijden onderga. Als ik moeizaam mijn bebloede rug bedek met een t-shirt krijg ik een rekening van tweehonderdzevenenveertig gulden gepresenteerd. Dit is de rekening voor het toedienen van de zweepslagen. Ik maak me vreselijk boos om de hoogte van dit bedrag, pleit voor verlaging tot negenenzeventig gulden.
Didier wekt me als het tijd is om te eten. Ik ben moe en misselijk.
Ik vertel Didier mijn droom.
“Wat denk je zou de betekenis zijn?” vraag ik.
“Dat je gek bent misschien?” reageert hij lachend terwijl hij over zijn bord gebogen gulzig zijn eten naar binnen propt.
Tijdens de maaltijd maak ik kennis met een Duitser die in zijn woonplaats in Duitsland is vertrokken en al een maand heeft gelopen. Hij wil zo snel mogelijk naar Lourdes en vandaar naar Santiago. Hij loopt over de verharde wegen omdat de GR hem teveel tijd kost.
“Hoeveel loop je dan per dag?” vraag ik hem. Hij vertelt me dat hij dagelijks tussen de veertig en vijftig kilometer loopt met uitschieters naar vijfenvijftig, zestig. Ik kan mijn oren niet geloven. Ik loop twintig kilometer en ben helemaal stuk aan het einde van de dag en deze oude man loopt vijftig kilometer en oogt fris.
“Zwanzig kilometer ist ein Ruhetag fur mich,” zegt hij zonder enige trots als ik hem vertel dat voor mij twintig kilometer de limiet is. Ik kan hem wel wurgen.
Ruhetag? Ruhetag! Lul, denk ik, opschepper.
Ik vind dat nou typisch Duits, dat zelfingenomen praten.
Vanaf dat moment wil ik niet meer met hem praten.
Ik drink met vier Fransen, drie vrouwen en een man een aantal glazen wijn en behoorlijk aangeschoten krijg ik praatjes. Zij lopen slechts tot Conques dit jaar en hun bagage wordt met een speciaal bagagevervoerbusje van gîte naar gîte gereden. Een vrouw van middelbare leeftijd, ze zijn allemaal van middelbare leeftijd de wandelaars, de pelgrims die we tegenkomen, informeert bij Didier of ik thuis een vrouw of vriendin heb. Als dat niet het geval blijkt te zijn begint ze tegen me te praten over haar dochter Isabelle. Of ik haar niet ontmoeten wil? We schenken nog eens in.
“Dat gaat wel erg snel Didier,” lach ik. “We zijn nog geen twee dagen onderweg en er wordt me al een vrouw aangeboden. Ik vind alles best, als het een lekker ding is ga ik in Frankrijk wonen, verkoop ik mijn spullen in Nederland en trek bij mijn toekomstige echtgenote in.”
De andere Fransen krijgen lucht van de zaak en vertellen me hoe ‘joli’ en ‘belle’ Isabelle wel niet is.
“Eerst zien en dan geloven.” zeg ik tegen Didier, “Wie weet wat ik nog allemaal voor lekkers tegen kom op deze reis.”
Ik had me thuis echter voorgenomen dat ik me niet in een of ander amoureus avontuur zou storten. Dit zou een celibataire reis worden, het accent zou op meer verheven zaken liggen. Duidelijkheid omtrent de inhoud van die verheven zaken had ik echter niet. Mijn 'Camino' was een drive. Maar ik ken mezelf, ik ben voor mooi warm zacht vlees bijzonder zwak.
Behoorlijk bezopen duik ik in mijn bed maar slaap weer voor geen meter. Om me heen klinkt het gesnurk van gelukkiger reizigers.