Het dagelijkse leven.
Het leven was heel, heel eenvoudig en bestond uit lopen, wassen, eten en slapen.
In het begin liep ik zo’n 20 km. per dag (rustig aan,
het vol houden, blessures voorkomen), in Spanje
gemiddeld 25 km. en op het eind toen Santiago
“riep” en ik niet meer zo voorzichtig hoefde te doen
rond de 30 km per dag. Ik stond meestal om 6 uur
op en begon om 7 uur met lopen. Het was vaak
stevig klimmen en zeker zo lastig dalen,
met een rugzak van 8 – 9 kilo.
Zeker in het begin wilde ik bij aankomst in een herberg eerst even gaan liggen en uitrusten, maar handiger was om gelijk te douchen en m’n kleren te wassen: T-shirt, ondergoed en sokken. Soms was het lang wachten tot een douche vrij was, soms was het moeilijk om de kleren weer droog te krijgen. Die wapperden dan de volgende dag met veiligheidsspelden aan m’n rugzak.
De avondmaaltijd was meestal erg gezellig en werd vaak verzorgd door de herbergier(ster). In Frankrijk kregen we soms 5 gangen menu’s, in Spanje het ”peregrino”menu. Ook als vegetariër heb ik uitstekend kunnen eten, al hoef ik voorlopig geen omeletjes meer. Meestal kon je ook ontbijten in de herberg en onderweg kocht ik vaak (stok)brood, smeerkaas en wat fruit voor de lunch om op een bankje bij een kerk of op een ander mooi plekje op te eten.
Slapen … (te) vaak maakte ik me – onnodig - zorgen of ik een slaapplek zou kunnen vinden. Ik hoorde de verhalen over herbergen die vol waren en nog kilometers moeten doorlopen. Maar eigenlijk was het niet echt een probleem. Soms was telefonisch reserveren mogelijk, soms bood een matras op de grond uitkomst. De plekken waren altijd een verrasing: particuliere Gites d’Etappe, kloosters, gemeen- telijke Gites Communal, parochiale Albergues (van de kerk) waar vrijwilligers een warm onthaal boden. Soms was er de luxe van een 2-of 4-pers.kamer en soms waren er slaapzalen met meer dan 100 (snurkende) mensen.
In de “vrije” tijd die nog over was werd de etappe van de volgende dag voorbereid (waarheen, hoever, waar kun je eten, drinken, slapen …), las ik over de route en de vele culturele bezienswaardigheden onderweg en maakte wat aantekeningen over de afgelopen dag. En als er nog energie over was keek ik wat rond in het dorpje of stadje, dronk gezellig wat met iemand, zette een knoop aan of zocht een stopcontact om m’n telefoon op te laden.
Al met al heeft een pelgrim het nog best druk, want rond half 9 is het bedtijd.
Een enkele keer kwam de vraag op: waarom doe ik dit eigenlijk, dit dagelijks onderweg zijn? Een weinig zinvolle vraag, want ik was onderweg en dat was het enige wat telde!
En na een tijd was het een heerlijke dagelijkse routine: opstaan, benen uit bed, kleren aanschieten, rugzak pakken en op weg …. een nieuwe dag tegemoet.
Zo simpel en mooi kan het leven zijn.
De ongemakken.
Toen ik wandelschoenen zocht bleek ik breekbare voeten te hebben en dankzij X-benen van ongelijke lengte het looppatroon van een gans; in een rustig tempo zou ik misschien de helft kunnen afleggen van wat ik graag wilde. Ik ging op weg … en zou wel zien hoe ver ik kwam. Het is niet zonder problemen gegaan, maar dankzij goede schoenen, steunzolen, wandelstok, een fantastische massage van Anne toen ik met dikke voeten en knieën bijna geen stap meer kon verzetten, enig doorzettingsvermogen en vastberadenheid en ongetwijfeld ook dankzij de hulp van St. Jacobus heb ik tot mijn eigen grote verrassing en vreugde niet alleen St Jean Pied de Port gehaald, maar ook Santiago.
M’n knieën heb ik verder nauwelijks meer kunnen buigen, dat was wel eens lastig (probeer zo maar eens op een hoogslaper te klimmen), maar met lopen had ik er gelukkig geen last van. Twee grote “kruizen” die menig pelgrim dwongen de tocht te staken, zijn me bespaard gebleven: blaren en peesontstekingen. Graag had ik door willen lopen naar de oceaan, naar Finisterra – het einde van de aarde, voor menig pelgrim het ware einde van de Camino, maar
in Santiago werd ik voor het eerst ziek: een combinatie van iets verkeerd eten en oververmoeidheid? Hoe dan ook, ik kon niet meer en heb dat laatste stuk met de bus gedaan.
Een gruwel waren de “punaises de lit” oftewel de bedwantsen! In Le Puy mocht je niet je eigen slaapzak gebruiken vanwege “besmettingsgevaar” … een flacon met spul gekocht om ze op afstand te houden. De volgende nacht slecht geslapen, gedroomd van beestjes en toen ik ’s morgens opstond … zag ik ze op onze matrassen. Een mede pelgrim bleek behoorlijk gebeten en heeft gelijk ook een flacon met spul gekocht! Met allerlei voorzorgsmaatregelen viel het ongemak erg mee, maar leuk was het niet. Elke pelgrims-periode heeft zo zijn eigen ongemakken en dit hoorde dus bij de Camino anno 2011.