De Jacobikerk in Utrecht

De vroeg gotische Jacobikerk is de derde kerk op deze plaats. Eind dertiende eeuw werd met de bouw begonnen. Het was een van de parochiekerken van Utrecht. De Sint-Jacobusbroederschap kreeg in deze kerk een eigen kapel met een altaar. Leden van de broederschap werden in deze kerk begraven en op hun grafsteen werd een Sint-Jacobsschelp afgebeeld. In 1586 werd de kerk overgedragen aan de protestanten.

1674 1953
Een nieuwen mantel schonken mij
bestuurderen en burgerij.
Wat de orkaan mij heeft ontnomen
Is door hun gunst weer gekomen.
Prijs God, o welgemaakte steen,
Gij spits, wijs naar den hemel heen.
Jacobus, wil aan Utrecht leeren
door stormen veilig pelgrimeeren.

Deze twee coupletten van een gedicht van Jan Engelman staan op een plaquette, die op de muur van de Jacobikerk in Utrecht geplaatst is na de voltooiing van de restauratie van 1953. 1674 is het jaar van de orkaan die zoveel gebouwen in Utrecht beschadigde, het schip van de Domkerk deed instorten en waardoor ook de spits van de toren van de Jacobikerk afbrak. In 1953 werd de toren opnieuw bekleed met tufsteen: de 'nieuwen mantel' uit het gedicht en een nieuwe spits kwam op de toren met een windvaan in de vorm van een Jacobsschelp.

De eerste kerk
Utrecht heeft in de Jacobikerk een indrukwekkend monument ter ere van de apostel en de pelgrimage naar zijn graf opgericht. De vroeg gotische Jacobikerk zoals wij die nu zien is de derde kerk die op deze plaats verrees. Van de eerste oude romaanse Jacobikerk, die in 1173 voor het eerst wordt vermeld, is niets overgebleven. Van de tweede romaanse kerk uit de dertiende eeuw zijn nog delen zichtbaar gebleven in de
onderbouw van de toren en in de westelijke pijlers van het schip.

De huidige kerk
Eind dertiende eeuw werd met het bouwen van de tegenwoordige kerk begonnen. De Jacobikerk was evenals de Buurkerk, de Nicolaaskerk en de Geertekerk een parochiekerk en evenals in de andere parochiekerken hadden ook in de Jacobikerk enkele gilden er hun kapellen, altaren en grafkelders. De St. Jacobusbroederschap, een vereniging van mensen die de pelgrimstocht naar Santiago volbracht hadden, kreeg een eigen kapel. De laatste restauratie van de kerk werd in 1970 begonnen en in 1976 voltooid. Toen werden ook beide zonnewijzers gerestaureerd, de oudste van 1463 bevindt zich aan het zuidelijk portaal van de kerk, de tweede werd in 1627 hoog in de gevel van het dwarsschip aangebracht. Met behulpvan zonnewijzers controleerde men de uurwerken van de kerken, die vroeger niet nauwkeurig liepen en met behulp van zonnewijzers werden bijgesteld.

De armenpot
In de kerk bevond zich een armenpot, waaruit gaven aan behoeftige gemeenteleden werden gegeven. Een herinnering daaraan wordt bewaard in het houtsnijwerk aan een van de kolombanken aan de zuidzijde, de vroegere bank van de potmeesters. Het is de afbeelding van de ijzeren kookpot, op drie poten. In het deurtje van de kolombank aan de noordzijde zien we de Jacobusschelp uitgesneden. De banken zijn uit 1621.

Jacobusbroederschap
De kerk heeft achttien gewelfsleutels - sluitsleutels in de vorm van schotels die de ontmoetingspunten van de ribgewelven versieren - , waarvan bij de restauratie de oorspronkelijke beschildering zorgvuldig werd hersteld. Eén daarvan stelt de heilige Jacobus voor met de Jacobsschelp en een beschadigde figuur van een pelgrim, die door hem wordt gezegend. Na hun terugkeer uit Santiago sloten de pelgrims zich aan bij de Jacobusbroederschap. De leden van de broederschap werden in de kerk begraven en op hun grafsteen werd een Jacobsschelp uitgebeeld. In de noordwestelijk hoek van de kerk vindt u aantal van deze stenen.

Zie: Jacobsstaf 15 (1992), p. 84 e.v.

Alle rechten voorbehouden