Er zijn pelgrimsverhalen die verdrietig beginnen.
Te verdrietig voor woorden.
Toch worden ze verteld.
Dag in, dag uit.
Over hoe het zover heeft kunnen komen…
Het gonst ervan in onze pelgrimsherberg aan de Vecht.
Van verdrietige verhalen.
Om niet te vergeten.
Om nooit te vergeten.
Al zouden we dat nog zo graag willen.
Liever waren we geen pelgrim geworden.
Had ons een huisje, een boompje, een beestje gegeven…
Beter waren we onopgemerkt gebleven!
Doorsnee mensen.
Brave burgers.
Op de bank voor de teevee.
Zonder een vlieg kwaad te doen.
Waar beginnen onze verhalen?
Hoeveel jaren terug?
Hoeveel generaties?
Hoeveel eeuwen geschiedenis van goed en kwaad?
Er is altijd een verhaal voor het verhaal.
Maar onze pelgrimsreis begon pas echt bij het nieuws dat de krant haalde.
Bij de schok. Bij de angst. Bij het leed.
Wil je ze horen?
Onze pelgrimsverhalen?
Ook als ze gruwelijk beginnen?
Weet je het zeker?
Weet je waarom?
Misschien omdat je wilt je weten met wie je onderweg bent…
Wees niet bang.
Je zult geen last van ons hebben.
Onze route loopt anders.
We maken geen kilometers en steken geen landsgrenzen over.
We zetten geen stap of een ander kijkt mee.
En vooral: we zijn de oude niet meer.
Een pelgrim is nooit de oude gebleven.
Op weg gaan is veranderen.
*
Wie heeft het gedaan?
Was het per ongeluk?
Een schelp is teer.
Zo teer als een mens.
Zo breekbaar als liefde. Als vertrouwen. Als hoop.
Er wordt zoveel gebroken in het leven.
Per ongeluk.
En soms expres.
Uit woede. Uit angst. Uit wanhoop. Uit stoornis.
En dan?
Als het eenmaal gebroken is?
Als een mens eenmaal gebroken is?
Wie raapt de stukken bij elkaar?
Valt er nog iets te lijmen?
Soms wel. Soms niet.
Wat moeten we met de dader?
‘We sluiten hem op’, zegt de één.
‘Tegen de muur’, roept de ander.
‘We leren hem voorzichtiger te leven’, oppert een derde.
We sturen hem op pelgrimsreis!
Dat deden ze vroeger.
Misdadigers werden veroordeeld tot pelgrimage.
Zinvoller dan achter slot en grendel. Goedkoper ook. En zwaarder…
Wie op weg gaat komt zichzelf tegen.
En anderen.
Met een gebroken Jacobs-schelp op reis.
Een leven in stukken.
Scherpe randen.
Een pelgrimspuzzel.
Misschien, op een dag, vallen de stukken in elkaar.
Dat zou een wonder zijn.
*
Het recht om te leven ontvang je gratis en voor niets.
Bij je eerste ademtocht.
Misschien al eerder.
Kun je dat recht verliezen?
Bijvoorbeeld als je een ander iets hebt aangedaan?
Of als je een ander mens het leven hebt ontnomen?
Er wordt in onze herberg wel eens getwijfeld:
waar haal ik het recht vandaan?
Bestaat er zoiets als een pelgrimsrecht?
Kun je dat recht verliezen?
Of blijft het pelgrimsrecht altijd behouden?
Het recht om onderweg te zijn…
Welke last je ook met je meesjouwt.
Hoe hard ze je ook verwensen.
Hoe onmogelijk het ook is om alles goed te maken.
Onze pelgrimsherberg aan de Vecht heeft een binnentuin.
In die binnentuin broedt ieder jaar een eend.
Het is een feest als de pasgeboren kuikens struikelend over het gras hun moeder achterna rennen.
Een vrolijke optocht van vertederend dons.
Op het dak van de kliniek aast een kraai.
En in een oogwenk daalt een blauwe reiger neer.
Vorig jaar zijn alle kuikens opgevreten.
Omdat: het recht van de sterkste…
Omdat: de één z’n dood…
Omdat: de natuur...
Zo sussen we onze verontwaardiging.
En ons geweten.
Wat weet ons geweten?
Dat het kwetsbare recht op leven heeft?
Een ongeschreven recht.
Maar wel alom geweten.
Bestaan er mensen zonder geweten?
De specialisten in onze herberg beweren van wel.
Ze constateren ‘verminderde gewetensfuncties’.
Je schijnt het te kunnen zien.
In de hersenen.
Maar je merkt het vooral.
Aan de reactie op andermans leed.
Er zijn mensen die beter kunnen rekenen dan met anderen meevoelen.
Bestaan er pelgrims zonder geweten?
Kun je gewetenloos op pelgrimsreis gaan?
Misschien zijn er zuivere en minder zuivere motieven om de tocht te ondernemen.
Misschien is dat altijd zo geweest.
Zou een gewetenloze pelgrim gewetensvoller aankomen?
Dat zou een wonder zijn.
*
Santiago aan de Vecht
Zo heet onze herberg.
Een schuilnaam.
Een erenaam.
Je kunt niet zomaar bij ons aankloppen.
We zijn gereserveerd voor ernstige gevallen.
De pelgrims in onze herberg zijn veroordeeld.
Veroordeeld tot een jarenlange pelgrimage.
Een korte reis duurt zes jaar. Een lange eindigt nooit.
We maken geen kilometers.
Onze reis vindt op de vierkante meter plaats.
Een pelgrimage door het landschap van emoties, schuld en schaamte, herinneringen en goede voornemens.
*
In Santiago aan de Vecht gelden strikte regels
Geen drugs, geen alcohol, geen porno, geen geweld.
Iedere pelgrim wordt verantwoordelijk gehouden voor de onderlinge sfeer en de veiligheid.
We leven hutje mutje.
En alle rugzakken zitten barstenvol.
Barstensvol verleden.
Soms steunen we elkaar.
Soms trappen we elkaar op de ziel.
Of strooien zout in open wonden.
Wonden genoeg.
Daderwonden en slachtofferwonden.
Vaak nauwelijks uit elkaar te halen.
Bizar is dat.
Je gaat als pelgrim gewond op reis.
In de hoop op heling.
Maar onderweg loop je nieuwe wonden op.
Aan stenen, stekels, wilde honden.
Aan alles wat je verdrongen had.
Aan de waarheid die de leugen inhaalt op een dag.
Je kunt de hoop verliezen.
Er lijken alleen maar nieuwe wonden bij te komen.
En thuis lijkt verder weg dan ooit.
De woede wint.
Het zelfbeklag.
Het zie-je-wel-ik-wist-het-wel-gevoel.
Wie wacht op ons?
Of mag een pelgrim zich die vraag niet stellen?
Wat is er straks nog over?
Van vroeger…
Van ooit?...
Hoort thuiskomen ook bij de pelgrimstocht?
Of is dat een volgend hoofdstuk?
*
En als we aankomen?
Ooit. In Santiago.
Waar dat ook moge zijn…
Dan dragen we een pelgrimsstempel.
Voor de rest van ons leven.
Aan dat stempel worden we herkend.
Als we werk zoeken.
Een woning.
Een hobby.
Een nieuwe vriendenkring.
Ons pelgrimsstempel is een waarschuwing:
Pas op! Een pelgrim.
Pas op! Een TBS-ser.