01 PELGRIMSHOSPITAAL BIJ SOMPORT
Aan de Romeinse weg over Somport was ooit een hospitaal aan de heilige Christina toegewijd. In de geschiedenis vinden we amper iets terug over dit hospitaal voor pelgrims.
Wel is er een legende.
Twee ridders zijn op pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. Het is winter en bitter koud. Er is geen onderkomen en de ridders overnachten in een grot. Wanneer ze de andere morgen wakker worden en verder willen trekken, zien ze overal om de grot heen kruizen in de grond. Elk kruis staat op een plek waar een overleden pelgrim ligt begraven. De ridders raken ontroerd en besluiten om op deze plek een kapel en een pelgrimshospitaal te bouwen. Terwijl ze daar staan te overleggen komt een witte duif aangevlogen met in zijn snavel een kruisje en gaat op de tak van een struik zitten. De ridders gaan op de duif toe, maar deze vliegt op en gaat even verderop zitten. Dat gebeurde een aantal keren en tenslotte laat de duif het kruisje uit zijn snavel vallen. Voor de ridders was dat het teken dat op die plek het pelgrimshospitaal zou moeten worden gebouwd.
02 SAN VIRILA IN DE ABDIJ VAN LEYRE
Wie op zijn weg naar Santiago de Compostela ervoor kiest de Aragonese weg te gaan en via de Somport pas de Pyreneeën over trekt, komt aan de eeuwenoude monasterio San Salvador van Leyre voorbij. Over deze abdij gaat de volgende legende van de monnik Virila.
De monnik Virila is abt van het benedictijnenklooster Leyre aan de voet van de Pyreneeën, op de grens tussen de provincies Arragon en Navarra. De abt is buitengewoon befaamd en geliefd om zijn vroomheid. Zijn grote verlangen naar God zet hem aan tot voortdurende contemplatie en gebed.
Op een dag na de vespers zoekt Virila de stilte op van de vallei bij het klooster, waar hij in de rust van de natuur kan mediteren. Tijdens zijn meditatie wordt hij geboeid door het gezang van een nachtegaal in het struweel. Hij gaat zo op in het gezang van de vogel, dat hij alles om hem zich vergeet. Hij sluit zijn ogen en als hij ze weer opendoet, lijkt de wereld om hem heen veranderd. Teruglopend naar de abdij komt hij langs eeuwenoude bomen en de abdij in de verte lijkt veel groter geworden. Hij wil de abdijpoort openen, maar zijn sleutel past niet in het slot waardoor hij genoodzaakt is om aan te bellen. Een onbekende broeder opent de kloosterpoort en vraagt hem zijn naam. “Broeder, wat heb jij een slecht geheugen”, zegt Virila “maar ik zal het je vergeven want ook ik ken jouw naam niet. Mijn naam is Virila, ik ben je abt”. De jonge monnik antwoord ontsteld dat zijn abt een andere naam heeft, maar van de naam Virila heeft hij wel gehoord. Ooit, meer dan driehonderd jaren geleden was er een abt met die naam, maar in een geur van heiligheid is deze verdwenen. Meer dan driehonderd jaar heeft de tijd voor Virila stilgestaan door zijn intense genieten en zijn eenwording met de natuur om hem heen. Virila staat niets meer in de weg zijn vrede te zoeken bij zijn Schepper en zijn laatste adem uit te blazen. Daarbij de communiteit gelouterd achterlatend.
Deze legende is gebaseerd op psalm 90 waarin onder andere staat: “want duizend jaren zijn in uw ogen gelijk de dag van gisteren die vervloog. Ze zijn als een wake in de nacht”.
10 DE GEBROKEN STAF IN VILLALCAZÁR DE SIRGA
Vanaf de 13e eeuw wordt in Villalcazár de Sirga een mirakelbeeld van Maria vereerd, de Virgen Blanca.
Een Franse pelgrim had als boetedoening een pelgrimage naar Santiago de Compostela opgelegd gekregen, met als boetelast een staf die maar liefst 12 kilo woog. In de kerk van Villalcázar de Sirga laste hij een pauze in om de Witte Madonna te begroeten. Terwijl hij in aanbidding voor het mirakelbeeld knielde brak zijn staf plotseling doormidden. De pelgrim zag er een teken in van de Witte Madonna en vervolgde zijn weg, 12 kilo lichter.