Auteur: Koert Schouten
Voorjaar 2005. Ik fiets alleen door Noord Spanje, van Santiago de Compostela naar Lourdes en doorkruis het Cantabrisch gebergte, de Tierra de Campos en de Pyreneeën. Delen van mijn route overlappen de Camino Frances. Nee, er spelen geen religieuze overwegingen mee. Mijn zonden zijn te talrijk om met een aflaat af te doen en mijn gezondheid is te goed voor een wonderbaarlijke genezing. Met mijn protestantse opvoeding heb ik in beide bedevaartplaatsen trouwens niet zo heel veel te zoeken en ik ben al jaren geleden van mijn geloof gevallen.
Bij Sainte Bernadette
Voor het eerst laat ik mijn tranen de vrije loop.
Verplicht op pelgrimstocht
Ik heb me verplicht de tocht te maken voor ‘het goede doel’. Familieleden en vrienden sponsoren me en volgen mijn verrichtingen op afstand. De keuze om Santiago op de fiets met Lourdes te verbinden is ingegeven door de naamsbekendheid van de beide plaatsen en de associatie die de gulle gevers met mijn sponsordoel zullen maken. Ordinair effectbejag dus maar het doel heiligt de middelen.
Vader wilde dit ook
Enkele weken voor vertrek overlijdt mijn vader na een jarenlang ziekbed op een respectabele leeftijd van 82 jaar. De dood kwam voor hem als verlossing. Geen reden tot treurnis dus, zou je denken. Ik aarzel of ik wel moet gaan. Ik ben nog helemaal onder de indruk van zijn sterven en er ligt veel werk op me te wachten waar ik door alle gebeurtenissen niet meer aan toe kwam. Maar ik heb ook heel erg naar de tocht toegeleefd. Ik besluit mijn sponsors niet teleur te stellen en ga gewoon op pad. Vader zou dat vast ook zo gewild hebben.
Vader fietst mee
In de Montes de León en de Pyreneeën ligt nog heel veel sneeuw. Het voorjaar is hier duidelijk minder ver gevorderd dan in Nederland waar de bomen al in het blad zitten. Opboksend tegen de harde gure noordoosten wind, de steile hellingen en de troosteloze uitgestrektheid van de kale vlakte, trekt ongewild mijn leven met vader aan me voorbij. Ik mis hem. Ik meen vader te herkennen in de oude man op het dorpsplein die zwaar op zijn stok leunt. ’s Nachts in de refugio hoor ik hem snurken op zijn sterfbed. Al fietsend praat ik tegen hem en zoek ik zijn gezicht tussen de wolken. In een soort van trance jakker ik voort. Ik heb weinig oog voor de omgeving. Ik eet niet goed en let niet op mijn vocht en zoutinname waardoor mijn darmen van slag raken. Desondanks maak ik aanzienlijke dagafstanden.
Ontroerende devotie
Enkele dagen eerder dan gepland neem ik al de laatste hindernis, de Col du Pourtalet. Hierna gaat de weg tot aan Lourdes vrijwel alleen nog maar downhill. Als de engel Gabriël zoef ik van 1800 meter naar beneden en land naast de grot van Sainte Bernadette. Ik zit vermoeid maar voldaan op een bankje en bekijk de mensen die rustig staan te wachten tot ze het heiligdom kunnen betreden; ouderen met hun kleinkinderen, gehandicapten in hun rolstoelen, religieuzen van over de hele wereld. Ik ben er getuige van een prachtig tafereeltje. Uit de grot komt een non. Ze houdt haar pas in, draait zich nog even half om en zwaait dan onopvallend vanuit haar heup naar Sainte Bernadette. Hierna verdwijnt ze in de menigte. De devotie ontroert me.
Voor het eerst huil ik
Dan word ik krachtig op mijn schouder getikt en ik kijk in het norse gezicht van een ordebewaker. 'Bicyclettes défendu', snauwt hij me toe. De Cité Religieuse blijkt ook verboden voor het aan de hand meevoeren van een rijwiel. Wat een anticlimax om juist hier van deze plek, het eindpunt van mijn barre tocht, onder de ogen van Sainte Bernadette weggestuurd te worden. Ik druip af en zoek mijn heil in een grote kerk in het nabijgelegen centrum van het stadje. Op een enkel oud vrouwtje na is de kerk geheel verlaten.
Op de achterste bank gezeten kom ik tot rust en kan ik toegeven aan het feit dat vader er niet meer is. Geen wekelijkse bezoeken meer aan het verpleeghuis. Geen wandelingetje met hem door de tuin. Voor het eerst sinds zijn dood laat ik mijn tranen de vrije loop.
Achter het immense glas in loodvenster koert een duif.