Mijmeringen over mijn reis naar Santiago de Compostela

Van sportief naar spiritueel, een bijzonder ervaring...

“Fietsen in drie weken naar Santiago? ”, vroeg ze met een verbaasde blik. Zij vervolgde: “Dat is veel tekort, je kunt niets bekijken en het is slecht voor je gezondheid, als je dat maar weet.” Zij zat daar met haar rode lippen, haar oude rimpels, met haar veel te strakke trui die haar borsten omknelden, met grote diamanten ringen om haar pezige vingers en propte een stuk zalm in haar nog volle mond. Zij veegde haar mond af met haar servet en stopte er vervolgens nog een stuk paling bij. Nu zat haar mond toch wel heel erg vol.

Een minimum aan bagage

Voor Santiago
Ik was uitgenodigd bij vrienden voor een gezellige zomeravond en zat – buiten op het terras - aan tafel met een aantal disgenoten. De zelfverzekerde vrouw, die mij resoluut haar raadgevingen gaf, zat tegen over mij. Ik zou over twee weken met een vriend naar Santiago de Compostela gaan fietsen, vanuit Chartres. We zouden natuurlijk eerst de beroemde kathedraal in Chartres gaan bezoeken om de ramen te bewonderen en dan naar Santiago de Compostela gaan fietsen, een pelgrimage per fiets, wellicht geboren vanuit het idee een concreet doel te hebben voor een fietstocht die later toch ook een spiritueel karakter zou krijgen. Duizenden waren ons al voorgegaan.

De eerste pelgrims verschenen al in 830 en vanaf de tiende eeuw hebben velen de tocht naar de stad van Sint Jacobus gemaakt. De meesten te voet vanuit allerlei motieven. Bijvoorbeeld als boetedoening na het begaan van een misdaad, om een gunst af te smeken , als vorm van religieuze beleving, om andere culturen te leren kennen, om kunstwerken te zien of puur vanuit de zucht naar avontuur. Echter een ieder had een doel: het bereiken van Santiago en het bezoeken van de oude kathedraal. Wij waren ons goed aan het voorbereiden. De route hadden wij al in ons hoofd.

Wij zouden de Sint Jacobsfietsroute gaan volgen waardoor autowegen en gevaarlijke trajecten zoveel mogelijk vermeden konden worden. Natuurlijk wilden wij de vele historische hoogtepunten niet missen. Plaatsen als Pamplona, Estella, Burgos en Leon mochten niet aan onze neus voorbij gaan bij onze tocht naar Santiago. Ik las over de kerk van O Cebreiro, die de Heilige Graal herbergt. Daarin zou de wijn in het bloed van Christus en de hostie in het lichaam van Christus veranderd zijn, een wonder dat zich rond het jaar 1300 voltrok. Ik was nieuwsgierig een van de grootste kloosters van Spanje te zien: het klooster van Samos. Hier woonde een aantal kluizenaars die in de loop der tijd een klooster konden bouwen dat het hele dorp overschaduwde. Ik las ook over Roncesvalles, een historisch klooster tussen de bossen. In de middeleeuwen werd op deze plek een hospitium opgericht door de bisschop van Pamplona en werd onderdak en verzorging aan de talloze pelgrims geboden.

Er zouden zoveel kerken, kloosters en historische plaatsen te bezoeken zijn, zodat wij ook maar al dit moois op ons af moesten laten komen.Vanzelfsprekend was ons doel de kathedraal van Santiago. Daar zou de zilveren kist van de apostel Sint Jacobus ons opwachten en zouden wij het bortstbeeld van de apostel op het hoofdaltaar kunnen omarmen. Sint Jacobus, die – na zijn geloofsverkondigingen in Spanje – in Jeruzalem werd onthoofd, waarna zijn volgelingen zijn lichaam naar Spanje vervoerden en daar begroeven. Compostela, het veld van de sterren, daar werd een kerk om het graf van de apostel gebouwd. In de loop der geschiedenis kwamen steeds meer pelgrims de apostel vereren.

Vele routes die de Romeinen hadden aangelegd werden door de pelgrims gevolgd. Daarna heeft Karel de Grote veel gedaan om de Moren terug te dringen en de route van de pelgrims vrij te maken. Later werden de routes door verschillende ridderorden beschermd. Ook de Tempeliers speelden hierin een belangrijke rol. Wij zouden nog het kasteel van de Tempeliers in Ponferrada gaan bezoeken. De Tempeliers hadden als primaire taak op zich genomen het beschermen van de Camino en de pelgrims. Daarnaast hadden zij een bankiersfunctie, zodat de vorsten hun geld en schatten veilig konden stellen.Kortom het zou een bijzondere interessante tocht worden.Echter nu was onze eerste prioriteit de voorbereidingen van onze fietstocht, waarbij het opbouwen van de nodige conditie wel een heel belangrijk punt was.

Wij maakten fietstochten over de Veluwe, wij fietsten langs de rivieren, reden door kleine dorpjes, passeerden op zondag groepen kerkgangers in het zwarte kledij die te voet – vrouwen met hoeden op – naar de kerk gingen om daar afgestraft te worden door de dominee op de kansel. We trotseerden de harde westenwinden van het open veld. In Nederland lijkt het altijd te stormen en fietsers weten dat je bijna altijd tegenwind hebt. Ik had een conditie die ik de laatste jaren van mijn leven nooit had bezeten en had het gevoel de hele wereld rond te kunnen fietsen. Wij bezuinigden niet op ons materiaal, hadden goede fietsen, goed gereedschap, prima fietskleding, de nodige gidsen en kaarten, kortom we waren er klaar voor. Ik keek de diepe tuin in en zag in de verte op het grasveld een paar fazanten lopen. Er waren ongeveer dertig gasten, zomers gekleed, zittend op het prachtige terras in de tuin van onze vrienden. Het gazon strekte zich naar achteren uit ter grootte van een voetbalveld. Per dag zouden zich hier tenminste twee tuinlieden kunnen zoet brengen.

Wij deden ons tegoed aan Chablis en dronken meer dan goed voor ons was. Het gonsde op het terras, gesprekken liepen door elkaar heen. Zoals mischien wel te verwachten was, sprak men niet over de echte dingen van het leven maar wel over elkaars huis, de tweede optrek in Frankrijk of Italie, de fantastische golfbanen in Portugal, de laatste cruise die men gemaakt had en natuurlijk de kinderen en kleinkinderen. Waarom hoor je altijd op dit soort partijen dat hun kinderen het zo fantastisch doen, cum laude zijn afgestudeerd en de meest schitterende banen hebben? “Hij gaat fietsen naar Santiago”, schalde ze over tafel naar haar andere overbuurman. “Watte”, schreeuwde hij terug. “Santiago, je weet wel in Spanje”, antwoorddde ze. De man met zijn wat rood doorlopen ogen keek meewarend naar me en zei - terwijl iedereen aan tafel het hoorde - : ‘Zit je soms met jezelf in de knoop, ha, ha, ha….”

Een andere tafelgenoot mengde zich ook in het gesprek en probeerde er nog een schepje bonenop te doen: ‘Laatst sprak ik een gek die naar Santiago zou gaan lopen, vanuit Nederland, hartstikke geschift is die vent.” Mijn overbuurvrouw triomfeerde: “Zie je nou wel. Je bent gek. Ga toch lekker golfen in Spanje, maar niet dat soort idiote dingen doen. Fietsen, bah! Mijn man en ik ga met onze Cabrio naar Italie, dat is pas vakantie! Heerlijk van die enige hotels en dan dat lekkere Italiaanse eten En die wijnen, goddelijk…., misschien kopen wij wel een huis in de Toscane, die prijzen van de huizen daar zijn nu zo gekelderd, dus wij kunnen nu onze slag slaan…“ Ik probeerde haar nog te zeggen, dat fietsen voor mij een gevoel van vrijheid geeft en dat ik dan pas het ultieme vakantiegevoel krijg. Tevergeefs. Mijn woorden vervaagden door al het lawaai aan tafel.

De gastheer schreeuwde dat er nog een dessertbuffet met zes soorten ijs kwam. Alsof er nog niet genoeg gegeten en gedronken was. Mijn gedachten dwaalden af. Ik hoorde eigenlijk niet meer wat er om mij heen werd gezegd. Ik dacht aan mijn dochter die in Sudan werkte. Sudan, waar de strijd tussen de stammen heftig was, ik dacht aan de mensen daar die op de vlucht waren, aan alle vrouwen, die werden verkracht, aan de onschuldige mensen die uitgemoord werden, maar ik dacht ook over de stilte die ik straks ging opzoeken, aan de oude wegen die velen mij voortgingen, ik hoorde de muziek in de al oude kerken die ik onderweg zou gaan bezoeken, ik verlangde naar de ontmoetingen met andere pelgrims uit allerlei landen, aan de gesprekken die ik met hen zou voeren, kortom aan de tijd die voor mij zou aanbreken.

Ik keek om mij heen, het gezelschap leek steeds meer opgewonden, maar zag – tussen twee gezette mannen - een tafel verderop Madeleine zitten. Haar rode zijden jasje, dat wij vorig jaar in Vietnam hadden gekocht, onderscheidde zich van alle andere vrouwen. Ik zag kerels met hun opgeblazen koppen bij haar aan tafel zitten, zij luisterde verveeld naar hun verhalen, die waarschijnlijk over hun successen in het leven gingen, hoeveel zij op de beurs gewonnen hadden en dat nu de tijd gekomen was om van het leven te genieten. Waarom moeten mensen die – over het algemeen met de invulling van de laatste twintig jaar van hun leven bezig zijn – zich nog zo laten gelden? Zij zat daar zo mooi, zo eenvoudig, zo stil maar zo vol stijl.

Ik voelde me warm worden terwijl ik naar haar keek. Ik was trots op haar. Al ruim dertig jaar was ik al met haar samen en het verveelde nooit. Eigenlijk heette zij Marie Madeleine, vernoemd naar de vrouw die nederig de voeten van Jezus waste en met haar lange haren afdroogde. Ondanks haar losbandige leven was zij de uitverkorende was Jezus geweest. Samen met Johannes was zij het dichtst bij Jezus toen hij aan het kruis moest sterven. Marie Madeleine, ik houd van je.

Na Santiago
Wij zaten op de fiets en ons doel was Finisterre. Wij hadden onze reis in ruim 2,5 week naar Santiago afgelegd en ons doel was bereikt, maar waren nu nieuwsgierig naar de plek waar de Romeinen een zonnealtaar hadden opgetrokken alwaar de zon dagelijks diep weg zonk in de geheimzinnige zee. Wij hadden de hellingen van de Pyreneeen, de Somport, de Ibaneta, Cruz de Ferro en de Cebreiro beklommen. De vlaktes van Galicie waren koud en winderig. Mooie landwegen, maar ook drukke autowegen kruisten ons pad. Fietsen over een kleine vluchtstrook van autowegen met vrachtauto’s en bussen die rakelings langs je suizen, is geen pretje. Wij legden 2000 km af en passeerden alle soorten landschappen, ontmoetten plaatselijke boeren op het platteland, stedelingen, medepelgrims, ieder met hun eigen verhaal.

Wij fietsten in het ochtendgloren door schitterende landschappen gehuld in nevel en mist. Maar ook onder de felle zon reden wij door en beklommen wij de bergen die wij passeerden. Zwoegend en zwetend, verlangend naar een ijskoude cola of een koude douche. Ook de pelgrim uit het verleden stond aan ontberingen en gevaren bloot: dieven, struikrovers, allerlei gespuis, die hen een onbelemmerde doorgang naar Santiago trachten te beletten. Ziektes, ongedierte, gebrek aan voedsel, er was moed voor nodig een dergelijke reis te ondernemen.Wij sliepen in albergues, de opvolgers van de middeleeuwse hospitales, waar wij onze slaapplek deelden met tietallen anderen. De meeste wandelaars, maar ook fietsers, echter allen met een doel: het bereiken van Santiago. Maar ook kloosters en kerken boden ons gastvrijheid. Niet zelden waren wij getuigen van een vesper en gingen op in de stilte van de kerk en de gregoriaanse gezangen van kloosterlingen.

Wij lieten ons imponeren door de hoeveelheid kerken, de rijkdom van kathedralen, de overdaad, het gevoel voor schoonheid, maar ook door de devotie van zo velen.Wij deden ons tegoed aan de Rioja, tapa’s en lieten de gastvrijheid en de warmte van de Spanjaarden ons welgevallen.De weg naar Finisterre was steil en – na ons einddoel Santiago – viel de tocht ons zwaar. Het zweet gutste van mijn voorhoofd en ik had het gevoel dat ik elk moment het bijltje er bij neer wilde gooien. Eindelijk - na een stevige klim – kwam een klein cafe in zicht. Een ongezellig aandoende plek, maar een zegen dat wij deze horecagelegenheid passeerden.Wij zetten onze fietsen neer en liepen naar binnen.

Er zat slechts een gast op een plastic stoel aan tafel met een grote pul bier voor zich, Het was een man van ongeveer veertig jaar oud met langdonker haar en een zwarte baard van een aantal dagen. Zijn gezicht was door de zon gekleurd en maakte een verweerde indruk. In een van zijn oren glinsterde een ringetje. Zijn kleding was wat versleten en een grote rugzak met zijn spullen lag naast hem op de grond. Hij keek ons niet aan maar staarde wat voor zich uit. De vrouw achter de bar besteedde nauwelijks aandacht aan hem. Wij bestelden wat te drinken en probeerden met de vreemde bezoeker in gesprek te komen. Het bleek een Braziliaan te zijn die - eveneens als wij - de weg naar Santiago had afgelegd maar dan lopend vanaf St. Jean-Pied-de-Port. Daarna had hij besloten zijn weg te vervolgen naar Finisterre. Het viel hem tegen in deze hitte nog dat eind te moeten lopen.

Met een wat trotse ondertoon, vertelde ik hem dat wij een tocht van 2000 km erop hadden zitten en dat wij onze tocht volbracht hadden. Toen sprak hij in het Engels: “Dat dacht je, jij denkt dat jouw tocht erop zit, maar ik kan je verzekeren dat pas nu jouw tocht door het leven opnieuw begint”. Ik was stil en begreep hem al te goed en realiseerde mij welke betekenis mijn reis naar Santiago voor mij zou hebben.

“Rechts donkere lucht, links kleurt de zon mijn gezicht, weg naar de sterren”

Alle rechten voorbehouden