Zes weken zijn we nu onderweg. We zijn gewend aan het lopen met een rugzak, het slapen op slaapzalen en aan het leven van lange-afstandswandelaars. Ook zijn we gewend geraakt aan het weer: vrijwel elke dag volop zon, lichte wind, ongeveer 20 tot 25 graden Celcius.
Maar vandaag niet. De regen komt met bakken uit de hemel. Al bij ons vertrek beschermen we onze rugzakken door een rugzakhoes. Daaroverheen gaat de regencape die zowel onszelf als onze rugzakken moet beschermen tegen de regen. Vol vertrouwen op verbetering gaan we op pad. Het zal vanzelf weer droog worden, toch....?
Na een uur zijn we al doorweekt. Vanaf onze cape stroomt het water naar beneden: op onze blote benen, naar onze sokken en vervolgens steeds dieper onze schoenen in. Mijn gezicht is drijfnat en koud. Het kost moeite om scherp te blijven kijken. Maar, verderop wordt de lucht al lichter. Als de regen eenmaal gestopt is, droogt dit snel genoeg weer op. Toch?
De lucht wordt niet lichter. De regen stopt niet. Integendeel. Het gaat harder en harder regenen en ook de wind trekt aan. De wegen en bospaden zijn uitgestorven. Af en toe horen we een blaffende hond. Oh nee, niet ook nog een hond!
In mijn schoenen staat ongeveer 3 centimeter water. Mijn sokken zijn doorweekt. Elke stap lijkt zwaarder dan de vorige.
Als we er naar mijn gevoel bijna moeten zijn, en na een fikse klim, ontspan ik. Vanaf nu alleen nog maar afdalen en vrijwel geen open terrein meer.
Pieter loopt op de eerste afdaling ongeveer 20 meter voorop. Ik kan hem door de regen nauwelijks meer zien. Het pad ligt vol modder en diepe plassen. Het is een sport om de diepste delen links (of rechts) te laten liggen. En dat lukt steeds, constateer ik trots.
Mijn constatering is te vroeg. Een seconde later maak ik een verkeerde keuze en stap ik in een modderplas van ongeveer 30 cm diep. Ik glij uit en val achterover in de modderpoel. Mijn rugzak ligt in de modder. Ik zit aan de rugzak vast, en probeer met rugzak en al weer op te staan. Helaas dit lukt niet. Wederom rol ik achterover. Nu is ook mijn rechterarm volledig in de modder gekomen. Na nog een aantal pogingen roep ik Pieter. Die hoort door de regen helemaal niets. Pas als hij omkijkt en ziet dat ik er niet ben, loopt hij terug. 'Waarom lig je daar'?', vraagt hij. '' Omdat ik niet kan (op)staan'.
Hij trekt me overeind. ik haal de ergste modder eraf door bladeren van de bomen te gebruiken. Veel resultaat heeft het niet. We moeten verder. Inmiddels zit ik dus onder de modder, ben ik doorweekt en zijn zelfs mijn sigaretten niet meer bruikbaar. Pas na een uur zwoegen, balen en afkicken komen we aan bij de gite détappe. Ik heb inmiddels geen idee meer waarom het leuk is of zou moeten zijn om zo'n roteind te wandelen.
En natuurlijk: de gite heeft geen plek meer. Veel wandelaars zijn hier een extra dag gebleven, waardoor alle bedden al vol zijn. Of willen we misschien in de keuken op de grond slapen?
Die avond hangen al mijn kleren boven het gasfornuis in de kleine keuken van de gite te drogen. In mijn schoenen doe ik elk uur een paar verse, droge krantenproppen. En zelf heb ik schone en vrijwel droge kleren aan.
Maar wat ben ik trots: ook dit hebben we gewoon gedaan. En de andere gasten in de gite luisteren vol interesse naar onze verhalen. Ze zijn onder de indruk, maar vooral ook blij dat zij de verstandige beslissing hebben genomen deze dag niet te gaan lopen.