Het onderstaande verhaal is een bewerking van het interview van fotografe Lucia Ganieva met Zuster Christofora.
Ik ben Christofora Torkens. Een van de zuster augustinessen van St. Monica. Ik ben in 1954 in het klooster gekomen en als u me vraagt ‘waarom heb je daarvoor gekozen’? Dan zeg ik: ‘omdat ik dacht dat ik daardoor gelukkig zou worden.’ Ik heb lang gezocht, want ik wilde graag een gemeenschap waar men bezig was voor anderen. Voor mensen in nood. Tegelijkertijd zocht ik naar een gemeenschap die biddend en voor anderen werkend bezig zou zijn. We leven naar de regels van St. Augustinus die zegt: ‘Daartoe ben je tesamengekomen dat je een van hart en een van geest op weg gaat naar God. Noem niet je eigendom, alles zal je gemeenschappelijk zijn.’
Onze Gemeenschap stelt het op prijs om de zusters die binnenkomen een goede vorming te geven. Zo kregen wij in de eerst jaren les in Bijbellezen, in filosofie, later theologie en we leerden hoe een kloostergemeenschap goed samenleeft en openstaat naar de mensen in nood die je tegenkomt. Toen ik pas in het klooster was, was dat in de eerste plaats het tehuis voor daklozen, waar vrouwen, moeders, kinderen. We gingen naar gezinnen toe om te praten, maar ook als gezinsverzorgster als moeder ziek was. We hadden clubs en dat alles samen deed je de eerste jaren een beetje om thuis te raken in de gemeenschap, die we samen wilden vormen.
In de jaren dat ik jong was hadden we zeven kloosters. En ik heb in allemaal een poosje gewoond en geleefd en gewerkt. En telkens opnieuw, want het is heel iets anders of je in een kleine gemeenschap zit, of dat je in een grote gemeenschap zit. Of je in Sittard zit of in Amsterdam of in Utrecht. Dat maakt heel veel uit. Maar altijd heb ik hetzelfde gevonden; het samenzijn, samen bidden, samen werken, samen plezier maken, vakantie houden, ontspannen, studeren, mediteren. Alles, alles. Niet dat we de hele dag tegenover elkaar aan tafel zitten, maar je weet dat je lid bent van een grote gemeenschap waar je allemaal hetzelfde ideaal hebt en waar je komt met een eigen karakter en een eigen inbreng, eigen manier van denken, maar die gevoed wordt door wat je samen studeert, door wat je samen doet. Je helpt elkaar ook. Wat de een niet kan, kan de ander. Dat is het voordeel van de gemeenschap.
In de loop van de jaren ontmoet je natuurlijk heel veel verschillende mensen met heel veel verschillende achtergronden. Zo ben ik vaak in mijn latere leven nog mensen tegengekomen aan wie ik zelf nog wel is ooit dacht. En als ik wist dat het er heel moeilijk was dan bad ik er ook geregeld voor. Dan dacht ik o, God help die mensen toch door deze moeilijke tijd heen. Het is ook zo dat mensen dan in een moeilijke periode ook nu weer de telefoon pakken of een briefje schrijven of tegenwoordig een mailtje sturen. En, ja, ik heb me altijd bevoorrecht gevoeld dat ik dat dan kon doen en mocht doen.