In dit dorp werd me een oude bakkersplaats aangewezen als abri, waar ik de nacht kon doorbrengen. Blij was ik dat ik binnen slapen kon omdat de nachten koud waren.
Vóór deze abri ligt een bron. Constant stroomt het ijskoude en heerlijke water uit een pijpje in de grote bak, die op zijn beurt weer een ronde natuurstenen kom vult.
In de late avondzon wachtend op de nacht, de stilte weergekeerd in het dorp, heb ik een tijdje op de rand van dit bassin gezeten. Ik stelde me voor dat al zovele jaren de pelgrims deze bron opgezocht hebben om van dit water te drinken , om zich te wassen, om zich over de rand te buigen om hun egen spiegelbeeld te kunnen zien.
Zo peinzend verbeeldde ik me dat het water al deze spiegelbeelden in zich opgenomen en bewaard had. Ik hoefde me maar voorover te buigen en jawel hoor, daar waren ze!