Gaandeweg ondervond ik dat het geen zin heeft te dromen van een God ver van onszelf, die er nooit is op de momenten dat je denkt hem hard nodig te hebben. Om je God te vinden zul je diep in jezelf moeten graven, in je eigen bron zoeken.
Vervolg op deel 1; samen met deel 3 is het een verkorte samenvatting van mijn lezing
UBI CARITAS ET AMOR - VERVOLG 2
Wandelend onderweg zijn, geeft je alle tijd tot nadenken en bij jezelf thuis te komen
VRIJHEID
Verlang niet wat de massa verlangt, leert ons de Romantiek, maar zoek je unieke weg door het bestaan. Jij bent niet als al die miljoenen mensen die er zijn geweest en nog zullen komen. Elke mens is volstrekt verschillend van al die anderen.
Als wandelaar en pelgrim heb je niet veel nodig onderweg. Vaak is me de passage uit de kloosterregel van Augustinus ingevallen: “het is beter weinig nodig te hebben, dan veel te bezitten”. Alles wat je thuislaat is meegenomen, is een gezegde onder wandelaars.
Toch zoek je voortdurend naar zekerheden en geborgenheid. Vooral in het begin heeft me dat opgebroken. Maar naarmate je langer onderweg bent leer je beter leven met de waan van de dag. Gedurende de tocht doe je zo ongelofelijk veel indrukken op. Indrukken die je in alle rust in je kunt opnemen, omdat het wandeltempo dat toestaat. Daardoor kom je steeds verder los van alles wat mensen denken nodig te hebben. Daardoor besef je hoe gelukkig je kunt zijn met het in vrijheid bekijken van al het moois wat dagelijks in steeds nieuwe gedaanten aan je voorbijtrekt; de mensen die je ontmoet, de natuur, de cultuur en architectuur op je pad.
Al wandelend besef je dat mensen, zolang er mensen zijn, de behoefte hebben gevoeld om al dit moois toe te schrijven aan een bron, een schepper. Maar tegelijk besef je ook dat al dit moois er is omdat het er is, veelal door mensenhanden georganiseerd en geordend. Ontstaan, zonder dat iemand daar ooit een afdoende verklaring voor had. Geworden tot geloof. Het roept dilemma’s op die me voortdurend in de greep houden. Dilemma’s tussen geloof en toeval, tussen aannemen en begrijpen.
Op andere momenten overheerst verwondering. Intense verwondering over al hetgeen je ziet, ondergaat en doorleeft. Niets moet er op je dag. In alle vrijheid loop je door de velden, over bergen, door verlaten streken, vervallen dorpjes, steden soms. Uit kameraadschap en interesse luister je naar verhalen van mensen overal vandaan. Luistert naar wat hen beweegt, bezielt en bezighoudt. Tijd geldt niet meer voor jou. Tijd is geleidelijk aan een erg relatief begrip geworden. Er geldt geen agenda en geen afgesproken plek. De dag verloopt vanzelf van de ochtend tot de avond. Je keuzen zijn gering en betrekkelijk. Je raakt los uit je eigen bestaan.
Soy peregrino y mi nombre es Libertat, leerde ik onderweg in Spanje; Ik ben pelgrim en mijn naam is Vrijheid.
Wanneer je in alle vroegte tegen de ochtend in loopt, de opkomende zon in de rug, vrij in bergen en velden, de weidse uitzichten, frisse nevels die als een deken over het land hangen dan voel je jezelf ongelofelijk rijk. Het afwisselende landschap waarvan de kleuren groen van bos, veld en wijngaard, of het goudgeel van de uitgestrekte korenvelden een kleurschakering heeft die alsmaar intenser wordt naarmate de zon hoger komt. Daarbij de vogels die hun hoogste lied zingen. De leeuwerik, de nachtegaal vooral, die overal langs de Camino is te vinden en voortdurend zijn hoogste lied zingt. Het lijkt of het op dat moment allemaal alléén voor jou is bestemd. Je bent alléén op de wereld.
Zo is elke dag, elk moment nieuw. Iedere stap die je zet veranderd de wereld om je heen en raak je vol met nieuwe indrukken en emoties. Het geleidelijk veranderen van de omgeving, brengt ook een innerlijke verandering teweeg. Je hebt alle tijd om alles op je te laten inwerken en te plaatsen. Dat is HET grote voordeel van de wandelaar.
Wandelen over zo’n grote afstand en door zo’n rijke cultuur is filosoferen. Je voeten doen automatisch het werk, de rugzak bungelt als een beul mee op je rug maar deert je nauwelijks nog. Alle tijd tot nadenken, overwegen, filosoferen.
Mijn eigen schaduw vertelt me de hele dag door welk tijdstip we ongeveer leven. Vanaf le Puy-en-Velay en verder na de Pyreneeën loop ik ieder dag van Oost naar West, nagenoeg uitsluitend Westwaarts. Iedere dag heb ik dus de zon van achter. Begin ik ‘s –morgens met een schaduw van wel vier meter lengte, om 12 uur loop ik op mijn eigen schaduw te trappen. Daarbij vertellen de mieren door hun activiteit wat voor weer het gaat die dag zal worden. Gedisciplineerd, in een rij heen en een rij terug dwars over het pad, hebben ze bij een naderende hete dag beduidend grotere activiteit.
De vegetatie en het landschap vertellen me in welke streek ik ben. Kloosters en kerken maken me nederig.
Door de gewenning aan vrijheid en natuur, staat de stad me direct tegen. Stank en uitlaatgassen, drukte en hectiek haalden me spoedig uit mijn pelgrimsroes. Zelfs al hebben de steden bouwkundig veel moois, ik wilde er vaak zo vlug mogelijk weer vandaan.
VERWONDERING
Mijn pelgrimeren is een zoektocht in verwondering geworden. Verwondering levert je als mens uit aan de dingen en door de verwondering krijgen dingen hun betekenis. Verwonderen is daarom een klein stapje naar inzicht en begrijpen. Om vervolgens weer te beseffen hoe weinig je begrijpt
In een van zijn preken zegt Augustinus: ,,Als je denkt, iets van God begrepen te hebben, dan heeft wat je begrijpt, niets met God van doen’’.
Het gevolg van deze redenering is een permanente zoektocht. En het is die permanente zoektocht die hedendaagse Godzoekers aanspreekt en waarin ze zich blijkbaar herkennen. Voor mij en vele anderen heb ik onderweg gemerkt blijkt God probleem. God is Godsprobleem. Hij is nergens. Niet ergens hier boven en niet hier beneden. Wát wij van hem projecteren is Hij niet. Hij is een lege plek op de plaats waar een historisch idee hem ooit plaatste. God is leegte en om hem heen zweven afgoden als losgeslagen godsbeelden en -ideeën.
En zo werd ik onderweg herhaaldelijk bevestigd dat elk spreken over God uit mensen is voortgekomen vanuit hun eigen visie en leefwereld. Dat niemand mag pretenderen God te kennen. Dat God geen man is met een baard en niet meer is dan taal, een woord waaraan mensen hun eigen betekenissen toekennen.
Zo heb ik er vrede mee dat mijn God Caritas et Amor, oprechte vriendschap en liefde mag betekenen.