Pelgrim word je gaandeweg

leven is onderweg zijn

In 1983 zijn we in Bunnik gestart als packpackers, maar gaandeweg pelgrims geworden. Onze pelgrimage werd een metafoor voor onze levensreis en hielp ons om later in ons leven de weg van het definitieve afscheid te gaan

santiago_0002

Pelgrim word je gaandeweg

‘De Meseta? Dat is een hel, nergens schaduw. Als je niet al te veel zonden hebt gedaan, zou ik daar maar de bus nemen’ zei de Zwitser. We ontmoetten hem op de camping in Le Puy en Velay in Frankrijk. In onze gereformeerde oren was het een merkwaardig advies. Wij liepen niet naar Santiago om boete te doen voor onze zonden, wij waren geen pelgrims maar backpackers.
Tenminste, zo waren we op 4 apri1 1993 thuis in Bunnik gestart. Tien jaar daarvoor, in 1983, waren we tijdens een voettocht in de Franse Pyreneeën drie keer aangelopen tegen de route naar Santiago de Compostela. We hadden toen nog nooit van deze pelgrimsplaats gehoord. Drie keer in één vakantie die naam tegenkomen, daar wilden we meer van weten. Thuis waren we er over gaan lezen en enthousiast geraakt. Langzamerhand was het plan ontstaan om samen die voetreis te gaan maken. Vijf maanden vakantie, wat een vooruitzicht als je zes en vijftig jaar bent!

Dat vakantiegevoel was echter na vier weken verdwenen. Het lopen was een wijze van leven geworden en dat was hard werken. Bezig zijn met het meest basale, het zoeken van eten en van een plek om ons tentje neer te zetten. Ons leven van alledag was onderweg zijn, niet meer en niet minder.
Gewoonlijk reizen we met auto en caravan, dan heb je niemand nodig. Als je loopt moet je vragen, ben je soms afhankelijk en dat levert vele verrassingen op.
Vaak kregen we zo maar iets te drinken of te eten, Soms kregen we onderdak omdat we even schuilden voor de regen of omdat er onweer dreigde en de camping nog vijf km. verder was.
Maar ook omdat mensen het een eer vonden om pelgrims in hun huis te ontvangen. Nooit mochten we iets betalen, we moesten leren om te ontvangen om niet. Soms werd ons gevraagd een kaars aan te steken in de kathedraal van Santiago, of werd ons toegezegd dat er voor ons gebeden werd zolang onze tocht zou duren.
Het ontroerde ons dat anderen ons leerden om naar onszelf te kijken. Voor ons was de weg het doel, maar als de weg voert naar het graf van St.Jacobus, dan word je pelgrim, gaandeweg.

Eenmaal op de Meseta, een stuk van 300 km. graanvelden en nauwelijks schaduw voor de hete Spaanse zon, moesten we vaak aan de woorden van de Zwitser denken. Hij had gelijk, het was zwaar. Op dat deel van de camino hebben we heel sterk ervaren dat op de meest moeilijke momenten we elkaar niet echt konden helpen. De één kon niet de last van de ander overnemen, ieder had een eigen pak te dragen. We moesten met eigen energie onze eigen voeten verzetten. Dat kon de ander niet voor ons doen.
Toen we op 16 augustus Santiago binnenliepen wisten we dat onze pelgrimstocht een metafoor voor onze levensweg was geworden. Het raakte ons diep dat wij, dat ieder mens, zijn eigen last moet dragen, zijn weg door het leven alleen moet gaan, hoe goed het ook is dat er anderen zijn die met je meelopen.

Toen Teus vele jaren later ernstig ziek werd, hielp onze ervaring van toen ons om de weg van afscheid te gaan. Hij moest een andere weg gaan dan ik. Op zijn graf ligt een schelp, teken dat aan de tocht van deze pelgrim een einde is gekomen.

Janny Koops.

Alle rechten voorbehouden