ALLEEN

Wat kun je soms alleen zijn!

Soms kom je mensen tegen die jou hun verhaal vertellen. Een verhaal waar je niet vrolijk van wordt maar onrustig. Heel even krijg je dan een kijkje in de motieven om te gaan lopen naar Santiago.

Alleen

Wie komt er even naast me zitten ? By: Hans Stam

All rights reserved

Na een flinke tocht van zo’n 38 kilometer steek ik in de loop van de middag de lange brug over naar Hospital-d’Orbigo. In de hoofdstraat vind ik een leuke herberg en ik besluit mij daar in te schrijven. Er zijn nog weinig gasten, dus heb ik alle tijd voor het douchen en om de was te doen. Een grote achtertuin en wat zitjes nodigen uit tot rust en ontspanning. Zo langzamerhand loopt de herberg vol en tegen de avond zijn alle plaatsen wel ongeveer bezet.

Aan één van de tafels zit ik met Johanna, een jonge Deense, met twee lopers uit Hongarije, een Duitser en een Fransman. Er komt wijn op tafel en de verhalen komen los. Iets verderop in een hoekje, zit een man alleen, en neemt geen deel aan de gesprekken. Hij zal een jaar of 60 zijn, schat ik zo. Na verloop van tijd gaat iedereen zijns weegs want het is etenstijd geworden. De man uit het hoekje komt overeind en heel rustig komt hij aan tafel zitten. Hij stelt zich voor als Jean-Marc, afkomstig uit Clermont-Ferrand, een grote stad in Frankrijk. Hij was, net als ik, gestart in Le-Puy-en-Velay. De combinatie van zijn Frans, Engels en Duits is voor mij verstaanbaar en zo komen we aan de praat. Hij heeft nog niet gegeten en we besluiten om samen een restaurantje op te zoeken.

Langzaam lopen we naar buiten en de hoofdstraat volgend, vinden we al snel een plekje om te eten. Het is nog vrij vroeg voor Spaanse begrippen en nog rustig in de zaak. Het gaat allemaal wat traag, merk ik. Al snel wordt me duidelijk waarom. Jean-Marc heeft Parkinson. Een progressieve versie. Hij was leraar geweest aan een middelbare school, maar door zijn ziekte moest hij daar mee stoppen. De prognose is slecht. Over een jaar hang ik in een rolstoel, zegt hij. Ik zal niet meer zo lang leven. Mijn reis is bijna afgelopen. Ik wilde altijd nog eens deze tocht naar Santiago maken en ik besloot om nu te gaan lopen. Ik heb spullen gekocht, heb afscheid genomen van vrouw en kinderen, en ben op weg gegaan. Nu ben ik hier dus.

Daar komt het eten. Ziet er goed uit en met een lekkere runderlap erbij. Jean-Marc klungelt wat maar het vlees snijden lukt hem niet. Ik bied aan om hem te helpen en dat wordt dankbaar aanvaard. Ik merk dat het allemaal wat moeilijk gaat, zeg ik. Waarom ben je eigenlijk alleen gegaan? Was je niet liever met iemand gegaan die ook naar Santiago wilde lopen en je wat kon helpen wanneer dat nodig is?
Jean-Marc schudt stellig zijn hoofd. Neen, dat wil hij niet. Hij loopt niet zo ver elke dag en heel langzaam. De afstanden worden steeds korter. Soms 15 km, op een goede dag wel eens een paar kilometer meer, maar steeds vaker maar 10 km op een dag. Meestal ben ik als eerste uit bed ’s morgens en als laatste ga ik vaak op pad. Dan kun je het iemand niet aandoen om met mij mee te gaan. Nee, ik zie de mensen wel stiekem naar me kijken als het zo langzaam gaat. Het moeilijkste vind ik het wanneer ik naar het toilet ga, de deur open doe en dan vervolgens zo veel moeite heb om over de drempel te komen. Dat lukt soms niet en dan sta ik daar maar met die deur in m’n hand. Ik zie ze wel kijken en denken dat ik niet goed snik ben. Neen, ik wil deze reis alleen maken. Het is m’n eerste reis, en ook m’n laatste, en ik zal hem uitlopen ook. Trouwens de laatste reis moet iedereen alleen lopen. Je komt alleen en je gaat alleen. Daar kan niemand je bij helpen. De maaltijd duurde lang.

Wanneer we naar de herberg lopen, bedankt Jean-Marc me, dat ik de tijd heb genomen om naar hem te luisteren. Wat ga jij doen morgen, vraagt hij. Voor morgen heb ik weer een leuke etappe gepland, zo’n 37 km naar Rabanal-del-Camino. Ik schaam me bijna om het te zeggen. Wat een rot ziekte heeft die man, en wat een doorzetter is het, om dit te willen doen. Geen reisgenoot voor steun en bemoediging onderweg, maar bewust helemaal alleen. Wat moet deze man zich vaak ellendig voelen. Het duurde een tijdje deze avond, voor ik de slaap kon vatten.

De volgende ochtend was ik er al weer vroeg uit. Na een lekker ontbijtje, de rugzak weer op en op pad maar. Op weg naar de uitgang kijk ik opzij en zie door een open deur Jean-Marc op zijn bed zitten. Hij is nog alleen op zijn kamer. Zijn rechtervoet glijdt net heel langzaam in z’n sok. Ik ga hem even een hand geven en hij kijkt me lang aan. Het ga je goed Jean-Marc, adieu. Hij knikt. Merci Hans.
Ik loop naar buiten en ik voeg mij op de route op weg naar Santiago. Het is alsof twee ogen branden op mijn rug en ik durf niet om te kijken. Voor mij is het nog een dag of zeven, acht lopen, maar voor hem …? Koffie heb ik nodig, sterke koffie.

All rights reserved