De ingestorte kerk

Een wonder uit 1999.

Als vroeger in Torremegia had plaatsgevonden wat er in 1999 gebeurde was het plaatsje uitgegroeid zijn tot een belangrijk pelgrimsoord. Tegenwoordig geloven we niet meer in wonderen willen we alles logisch verklaren. Aan het wonder van Torremegia werd slechts een krantenartikel gewijd. Maar het was een echt wonder want ik was er bij!

kerkhof

Gek is het maar soms voel ik dat er iets niet klopt. Ik loop een café binnen en een beklemmende sfeer grijpt me naar de strot. Wegwezen denk ik dan. Vaak vraag ik me later af wat er nou precies aan de hand was dat me zo deed reageren. Het lijkt alsof er dreiging in de lucht hangt, de atmosfeer op de een of andere manier geladen is en ik die met een voelspriet op vang. Een raar mechanisme. Misschien zoiets als de onrust bij dieren voor een storm, onweer, aardbeving. Snuff, mijn overleden hond, reageerde ooit heel agressief naar een man. Dat was heel opmerkelijk want Snuff was een watje, de vriendelijkheid zelve. Later bleek dat die man bezig was met het stelen van een fiets en daar door mijn komst in werd gestoord. Snuff voelde waarschijnlijk de spanning die bij deze man hing en begon gemeen te grommen.

Op weg naar Santiago, lopend vanaf Sevilla, komen Wicher en ik op de negende loopdag door Torremegia, een armoedig dorp niet ver van Merida. Na een lange wandeldag willen we hier overnachten. Er moet een Hostal zijn aan de dwars door het dorp lopende N 630 waarover dag en nacht het verkeer dendert. Bij het binnenlopen van het dorp hebben we beiden een unheimisch gevoel. Niet een dorp dat qua sfeer en uitstraling uitnodigt om de nacht door te brengen. Maar verder lopen kan echt niet meer. Het wordt snel donker, we hebben meer dan dertig kilometer gelopen en zijn moe. Bij het Hostal langs de snelweg aangekomen blijkt dat de eigenaar juist deze periode heeft uitgekozen voor een grondige verbouwing. Helaas voor ons is er geen plek. De eigenaar maakt ons duidelijk dat er in dit dorp geen ander Hostal te vinden is en dat we het slapen bij particulieren wel vergeten kunnen. Nee, volgens de eigenaar dienen we vijftien kilometer verder te lopen naar de volgende plaats met Hostal.
'No way,' is Wicher resoluut 'Ik heb het gehad voor vandaag.
''Tja,' mompel ik 'dan zit er niets anders op dan een beroep te doen op de hulp van meneer pastoor. We zijn tenslotte pelgrims en het is een heilige roomse regel dat men ten alle tijden de pelgrim de helpende hand toe steekt.'
We sjouwen door het dorp op zoek naar Gods personeel en komen uiteindelijk bij een heel mooi gerestaureerd romaans kerkje. Rond de kerk is het onspaans netjes aangeharkt.
'Moet je kijken Hent. Tussen al die armoedige zooi staat er zo'n tiptop kerkje.' moppert Wicher. 'Het is niet te filmen. Hoe is het mogelijk?'
'En dat is zeker meneer pastoors vervoermiddel,' zeg ik en ik wijs naar een glimmende Mercedes die naast het kerkje geparkeerd staat.
We lopen om de kerk heen en tot onze grote verbazing staat de kerkdeur open.
'Kerkdeuren staan in Spanje nooit open overdag,' zeg ik tegen Wicher. 'Dit is een teken van God. Wat worden we weer gematst vandaag.'
Een beetje onzeker duwen we elkaar door de enorme deuren de donkere kerk binnen. Voorzichtig kijk rond. Ik wil geen heilige mis verstoren. Ik ben al een keer in schaamtevolle situatie terecht gekomen.

Kletsend met Frans liep ik in de hitte van Zuid-Frankrijk een kerk binnen. Met een klap sloeg de deur achter me dicht. Het in het zwart gehulde rouwende dorp draaide zich om in de banken en daar stond ik in korte broek, t-shirt vol zweet met grote rugzak in de volle aandacht.
'Wist jij dat tante ook familie in het buitenland had?' zag ik mensen aan elkaar vragen.

Voor in de kerk zie ik meneer pastoor, zijn lange zwarte gewaad kan zijn dikke lijf niet verhullen, met twee heren praten. Uit de gebaren maak ik op dat het bouwvakkers zijn. Ze wijzen naar het dak, bouwtekeningen in de hand. Op het moment dat ze Wicher en mij opmerken stopt het gesprek en verplaatst de aandacht zich naar ons. 'Wacht maar even,' gebaart meneer pastoor de anderen en door het middenpad komt hij naar ons toegeschreden. Wij maken vroom de nodige kruistekens om onze goede bedoelingen te onderstrepen en schudden meneer pastoor onderdanig de hand.
'Buenos Tardes Padre' groeten wij.
Zo goed als mogelijk maken wij meneer pastoor ons probleem duidelijk. Meneer pastoor is echter niet echt aardig. Hij kijkt ons verveeld aan met kleine priemende ogen en zijn driedubbele onderkin schud mee een piepende ademhaling. Ik krijg het gevoel dat hij ons zo snel mogelijk kwijt wil. Hij blijft maar over het Hostal zeuren en het valt hem niet duidelijk te maken dat het Hostal gesloten is.
'Als pastoor van zo'n klein klotedorp als dit moet hij toch weten dat er een verbouwing is in het enige Hostal dat dit koleredorp rijk is.' vloekt Wicher. 'Die eikel wil ons alleen maar kwijt.'
'Rustig Wicher,' bezweer ik zijn gevloek, 'Dit is wel het huis van de Heer ja. Maar we laten ons door deze onwillige dienaar Gods ook niet zo maar de deur wijzen.'
Ik zet me nog maar eens schrap om in een nieuwe poging meneer pastoor te wijzen op zijn Roomse plichten. Tot vier keer toe verwijst hij ons naar het Hostal en als hij merkt dat dat geen zoden aan de dijk zet stuurt hij ons naar het gemeentehuis.
'Hij probeert ons naar het gemeentehuis te lozen,' moppert Wicher, 'Hij weet vast dat daar al uren niemand meer is. Waarschijnlijk is in dit gat het gemeentehuis alleen in de ochtenduren geopend.'
Ik waag nog enkele pogingen maar het wordt me duidelijk dat deze man niet te vermurwen is. Langzaam word ik kwaad. 'Tering wat een klootzak.' vloek ik tegen Wicher. Terwijl meneer pastoor zich om draait en naar zijn gesprekspartners schommelt sluit ik in verbijsterde woede mijn ogen en vraag God me te helpen. Ik voel een bovennatuurlijke kracht in me neerdalen. De wereld om me heen wordt transparant, ik hoor een licht gezoem en zie heel vaag in vertraagde pas de zwarte jurk zich langzaam van ons verwijderen.
'Hé Padre,' schreeuw ik en ik wijs naar het grote kruisbeeld boven het altaar. Op dat moment maakt de gekruisigde Jezus zich los van het hout en valt met donderend lawaai in duizenden stukken uiteen op het altaar en de marmeren tegels. Meneer pastoor laat zich op de knieën vallen en heft de handen ten hemel. Wicher en ik lopen achterwaarts de kerk uit. Ik zie nog net dat de heiligenbeelden die her en de zijkanten van de kerk sieren voorover komen en als ik de deur achter me sluit hoor ik doffe knallen.

We lopen terug naar de grote weg en komen uit bij een bushalte. 'Weet je wat we doen?' zegt Wicher 'Laten we gewoon de bus nemen.'
Als we een mevrouw die op een bankje zit vragen hoe laat de bus vertrekt komt deze net aan rijden. In een poep en een scheet zijn we in Merida waar we een prachtig Hostal met zalige bedden vinden. In de kerk krijgen we na een lange mis een prachtige stempel in ons pelgrimspaspoort en in een geweldig restaurant eten we erg goedkoop en lekker.

De volgende dag zijn we het hele voorval in Torremegia al lang vergeten tot we na uren lopen aan de koffie zitten in een gezellig dorpscafe en de regionale krant door nemen. Op de voorpagina staat een groot kolommenbreed artikel over een raadselachtige ongeluk in Torremegia. Daar is gisteren, aan het eind van de middag, onder tot nu toe onduidelijke omstandigheden, de pas gerestaureerde kerk totaal ingestort. Daarbij is de pastoor omgekomen. Twee in de kerk werkzame bouwvakkers hebben tijdig een veilig heenkomen gevonden. Onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak van deze catastrofe is. De bouwvakkers vertellen een onwaarschijnlijk verhaal over twee pelgrims die de Heer van het kruis lieten springen. Vooralsnog wordt er echter gedacht aan constructiefouten tijdens de renovatie en verdenkt men de bouwvakkers van het verzinnen van een wonder in een ultieme poging de schuld van zich af te schuiven. Een aanslag door de ETA wordt uitgesloten. De begrafenis van de omgekomen pastoor is voor over drie dagen gepland. De bisschop zal er bij aanwezig zijn.
'Ga jij eigenlijk naar de begrafenis? vraagt Wicher.
'Ik dacht het niet.' lach ik en bestel nog twee koffie.

All rights reserved